Willy Vandersteen is een inspiratiebron geweest voor vele tekenaars. Maar ook voor scenaristen als Yann zijn de grappen en grollen van de grootmeester een voorbeeld geweest. Hij vertelt in dit artikel hoe Vandersteen hem inspireerde voor het verhaal van De Vroem-Vroem-Club, dat op 3 november in de winkels ligt.
Wat gebeurt er als je een geniale scenarist koppelt aan een magistrale tekenaar? Komen daar automatisch vonken uit voort? In het geval van Yannick Le Pennetier (de echte naam van de vermaarde Franse scenarist Yann) en Gerben Valkema (de echte naam van de befaamde striptekenaar Gerben Valkema) is dat zeker het geval. Ze leverden hun tweede Suske en Wiske verhaal aan bij de Standaard Uitgeverij en op 3 november kunnen we het getekende vuurwerk zelf aanschouwen.

K: Dank dat je de tijd wilt nemen om me te woord te staan. Er zal ongetwijfeld veel te bespreken zijn, aangezien dit al jouw tweede Suske en Wiske album met Gerben Valkema is.
Yann: “Blij je te ontmoeten. Ik heb dan ook veel te vertellen over deze samenwerking. Wat me allereerst van het hart moet is dat deze twee albums [‘Cromimi’ en ‘De Vroem-Vroem-Club’, red] alleen maar bestaan dankzij de ontmoeting met Gerben; het legde een verbinding tussen ons! We zitten op dezelfde gekke humorkraan aangesloten en we hebben het fantastisch gehad!”
Eerst de voor de hand liggende vragen: Wat is jouw connectie met Suske en Wiske?
“Als kind kwam ik twee oude ‘Bob et Bobette’-albums tegen, toen ik in Marseille woonde. Het moet gezegd worden dat mijn vader strips thuis verbood! Een vriend, die misdienaar was, vertelde me dat de pastoor van strips hield en dat deze heilige man in zijn sacristie ALLE albums had liggen! Om toegang te krijgen tot deze Heilige Graal, zelfs al was ik dan een ongelovige, heb ik me toen onmiddellijk ‘aangemeld’ om toe te treden tot de gelederen van zijn misdienaars. Een noodzakelijk kwaad om zo toegang te krijgen tot zijn vrome werken.

Deze twee albums waren ‘De Dolle Musketiers‘ en ‘De IJzeren Schelvis‘. Ik was meteen stomverbaasd en verleid door het gekke aspect van de verhalen en door het excentrieke aspect van dit samengestelde gezin (een onbeschoft meisje, haar broer die niet haar broer was, een oudere vrouw, een oudere man, een Rambo met het syndroom van Down en een pratende pop), waardige voorlopers van The Simpsons.

Door de grafische verschijning van personages als Lambik en Sidonia waren ze ook zo anders dan de goedgemanierde karakters van de albums van Kuifje, Robbedoes & Co… Wat een genot!
Bovendien vind ik de albums van de “blauwe reeks”, gepubliceerd door Lombard, onder leiding van Hergé, rampzalig! Deze gezuiverde Suske en Wiskes, van quasi-burgerlijke afkomst, zeer schoon en wijs, zijn belachelijk. Wat een ketterij!
Ze hebben hun ‘substantiële merg’ verloren: hun populaire smaak, een beetje vulgair zelfs. Bovendien had Hergé het vertrek van tante Sidonia geëist en Wiske een BCBG-blond kapsel [‘Bon Chique, Bon Genre‘, wat staat voor ‘goede smaak, goede manieren’, red] opgelegd! Hoe vreselijk ! …

We zouden ze opnieuw moeten tekenen, met een Suske met slecht gekamd haar, scheve benen en vingers in z’n neus, zoals in de albums van de ‘Rode Reeks‘, die destijds tegelijkertijd werden gepubliceerd. En laat ze daarvoor dan iemand zoeken met een bijtende en slecht opgevoede geest, om ze nieuw leven in te blazen! (Ik zie mezelf als een geschikte kandidaat om ze te herwerken).”
Wat maakte Willy Vandersteen bijzonder als verhalenverteller?
“Zijn tomeloze, vruchtbare en overvolle fantasie! De vele verwijzingen naar sprookjes, mythen, populaire helden en vooral het feit dat hij zichzelf geen restricties oplegde. Sidonia als oude vrijster, wiens anatomie zich buigt als latex, wanneer de actie daarom vraagt. En Lambik als domme, opschepperige oude jongen. Maar desalniettemin af en toe heldhaftig van aard. Willy Vandersteen is zelfs een fenomenale verhalenverteller. In mijn ogen kunnen alleen Carl Barks van Donald Duck, Marten Toonder van Tom Poes, Segar van Popeye of Cliff Sterrett van Polly And Her Palls hem evenaren.”
Gerben vertelde dat je al twee scenario’s hebt geschreven toen je in 2016 aan het eerste tribute-album werkte. En ik vroeg me af welke specifieke elementen je hebt gekozen om te gebruiken in je nieuwe verhaal?
“Ik was inderdaad al begonnen en heb veel onderzoek gedaan naar ‘Le Teuf-Teuf-Club‘. Ik ben daarmee voor mijn gevoel enigszins de weg ingeslagen van Don Rosa, een Amerikaanse cartoonist die als kind werd verleid door de verhalen van Donald Duck. Die werden destijds gemaakt door Carl Barks. Als volwassene zette Rosa de avonturen van Donald Duck, Dagobert en de drie neefjes voort, mede door ondersteunende karakters te verwerken die al in sommige van Donald’s verhalen uit de jaren vijftig verschenen waren. En ook door samenhangende vervolgverhalen te bedenken. Hij slaagde erin om nog steeds trouw te blijven aan de geest van Carl Barks.
Mijn aanpak is hetzelfde. Behalve dat ik mezelf geen restricties opleg. Ik neem mezelf voor dat Vandersteen, als hij nu Suske en Wiske zou tekenen, hij natuurlijk meer hedendaagse elementen zou integreren en de humor van zijn verhalen en de karakteriseringen van zijn personages zou veranderen.

In Willy’s latere albums, zoals ‘De Speelgoedzaaier‘ bijvoorbeeld, is de toon gemoderniseerd, is de maatschappijkritiek bitterder en zien we toespelingen op de atomaire dreiging. Ja, zelfs op wreedheid. In ‘De Spokenjagers‘ ziet Lambik een kat met een muis spelen die hij heeft gevangen, imiteert hem door als deze kat met zijn gevangenen te spelen. Hij doet dat ogenschijnlijk zonder daarbij in te boeten op zijn goedaardige kant.
In ‘De Poenschepper‘ is dit echter ronduit een wrede kritiek op het kapitalisme; Lambik verkoopt zijn ziel om een fortuin te verdienen … een album dat (heerlijk) over je rug loopt! Albums als ‘De Gramme Huurling‘, ‘De Apekermis‘, ‘Dulle Griet‘, zijn pure wonderen, terwijl ze de personages wel een ontwikkeling laten doormaken. Paul Geerts, die hem in de jaren zeventig opvolgde, wist de toon en de onderwerpen van de verhalen te moderniseren, terwijl hij trouw bleef aan de geest van Vandersteen.”
Waarom koos u voor “De Tuf-Tuf-Club” als inspiratiebron?
“Omdat het een van de gekste is! ‘De Kleppende Klipper‘ of ‘De Straatridder‘ verleidden mij ook!”
Heb je ook nagedacht over een ander verhaal van Vandersteens werk?
“In feite heb ik er drie gemaakt: ‘Cromimi‘, ‘De Vroem-Vroem Club‘ en een derde … Waarover ik niet zal aarzelen om het te maken, als de kans zich voordoet. Met de hulp van Gerben natuurlijk!”

Zou je klaar zijn om er nog een te schrijven en zo ja, is er een album dat je zou willen opnemen?
“Ik teken ervoor met beide handen! Welke? Pijnlijke keuzes… er zijn er zoveel!!!”
Je hebt iemand aan Sidonia’s stamboom toegevoegd en een andere kraai gebruikt dan die uit De Tuf-Tuf-Club. In ‘Cromimi’ heb je echter geen karakters uit een vorig album gebruikt.
“Fout! Het karakter van Bikbellum is zo origineel en rijk aan perspectieven, dat ik niet begrijp waarom hij niet eerder in andere verhalen is opgedoken.”
Is het verleidelijk om de schatkist van Vandersteen te verkennen?
“O ja! Ik vind, in termen van ’teruggaan naar de basis’ om het universum van een oude serie te regenereren, dat deze ‘oude’ albums een echte goudmijn zijn om te exploiteren. Met creativiteit natuurlijk. Ik hou bijvoorbeeld van de originele verhalen van Kuifje. Maar dat weerhoudt me er niet van de film van Spielberg briljant te hebben gevonden. Daarin mixte hij twee albums met nieuwe sequenties, om zo een goeie verbinding in het verhaal te kunnen maken en zo briljante ‘verhalende bruggen’ te maken. En altijd met respect voor de geest van de originele verhalen.
Als ik de creatieve ellende van recente S&W-albums zie, denk ik dat arme Willy zich in zijn graf moet omdraaien als een aardbei in een blender! Toegegeven, het is heel vervelend om kwaad te spreken over het werk van collega’s, maar ik ben net als Wiske… erg onbeleefd, helaas!”
Je koos ervoor om het verhaal in 1966 te spelen. Komt dat door het gebruik van auto’s uit die tijd?
“Precies. Sorry, maar het ontwerp van de auto’s van vandaag is lelijk! Maar ook om te kunnen verwijzen naar het jaar dat verschillende S&W-albums in Frankrijk in een ‘Marseille’-versie verschenen, in een poging om de Franse markt te veroveren. Een gek idee, dat ontkiemde in het hoofd van een verkoper van Uitgeveriij Dargaud. We zien in deze albums een zielige Lambik , spuwende “Goedkoop!” “, Of “Goede moeder!”. Het deed denken aan een Pastisreclame, terwijl hij een glas bier optilt op de trottoirs van de Canebière (lange straat in Marseille) vol met gebouwen met Vlaamse gekanteelde gevels… surrealistisch, in Jeroen Bosch-stijl!”
Eén antwoord op “Scenarioschrijver Yann over De Vroem-Vroem-Club”